Champagne: de strijd op drie fronten – oorlog, fraude en de druifluis

Inscriptie uit WOII op de muur van een champagnehuis in Epernay.

Einde negentiende eeuw braken gouden tijden aan voor Champagne. Sinds de tijd van Dom Pérignon, toen champagne nog een stille wijn was, werd het productieproces voor mousserende wijnen op punt gesteld. Gaandeweg werden ook exportmarkten ontwikkeld. De jaarproductie bedroeg eind achttiende eeuw minder dan 300.000 flessen, wat halverwege de negentiende eeuw was opgelopen tot 5 miljoen en aan de vooravond van de Eerste Wereldoorlog bijna 30 miljoen.

Drie spelbrekers kwamen de pret bederven: een venijnig insect, een reeks opstanden, en de Eerste Wereldoorlog, die in Champagne het bloedigste strijdtoneel van de wereld schiep.

De druifluis

Omstreeks 1850 kwam de druifluis (Daktulosphaira vitifoliae maar vaak phylloxera genoemd, naar het Grieks voor ‘droog blad’) aan in Frankrijk. Dit Amerikaanse insect vernietigt de wortels van de druif, waardoor de plant sterft.

Perceel wijnstokken “à la Française” of “franc pieds” van Bollinger in Aÿ.

Talloze behandelingen werden geprobeerd, van het onder water zetten van de wijngaard tot gebruik van gifstoffen. Slechts één methode bleek doelmatig: het uittrekken van de wijnstokken en ze vervangen door op Amerikaanse onderstammen geënte druivelaars.

Een geluk bij een ongeluk: waar de vroegere wijnbouwmethode de druivelaars vermeerderde door scheuten om te buigen en ze zo wortel te laten schieten, liet die werkwijze niet toe de wijngaarden te bewerken met het paard. De nieuw aangeplante wijnstokken, keurig op een vaste afstand van elkaar, maakte dat wel mogelijk.

Toen het schadelijke diertje eenmaal rond 1905 – 1910 zijn weg had gevonden naar de wijngaarden van de Champagne, konden de Champenois dus terugvallen op de ervaring van hun voorgangers. Maar dat deden ze niet. Enkele miserabele oogsten tussen 1907 en 1910 hadden de wijnbouwers in totale armoede gestort. Ook de befaamde champagnehuizen hadden hun reden om weerstand te bieden tegen de aanplant van geënte druivenstokken: het zou de smaak van het product veranderen…

Er was echter geen lievemoederen aan. Ongenadig sloeg het insect toe en duizenden hectaren wijnbouwgrond gingen voor de bijl. Met lood in de schoenen zetten de Champenois zich aan het herplanten. Op dit moment is bijna het volledige areaal (goed 34.000 hectaren) beplant met wijnstokken op onderstam. Een kleine uitzondering zijn twee perceeltjes die toebehoren aan Bollinger en die in Aÿ liggen.

Revolutie door fraude

De druifluis sloeg in het begin echter maar mondjesmaat gaatjes in het weefsel van Champagne. Stelselmatig veroverde de mousserende wijn de wereld…

Met het succes van het product kwam ook de neiging het te willen imiteren – of zelfs ronduit te frauderen. Imitaties maakten anno 1850 wereldwijd opgang: mousserende wijnen werden meer en meer verkocht als ‘Champagne’, zelfs als ze niet eens via de tweede gisting op fles werden geproduceerd maar bijvoorbeeld door koolzuurgas in stille wijn te spuiten. Een flinke suikertoevoeging moest dan het gebrek aan kwaliteit maskeren.

Erger werd het als de imitator vervelde tot fraudeur en de consument gefabriceerde rommel verkocht voor het echte spul.

Ook in de regio zelf kwam dit soort vervalsingen trouwens voor, soms zelfs in schrikbarende hoeveelheden. Enkele misoogsten hadden dit fenomeen nog verder in de hand gewerkt, maar op een bepaald moment was de maat vol voor de wijnboeren.

Verdeeldheid zaaien

Hoewel de Franse overheid al enkele schuchtere pogingen had ondernomen om de naam ‘champagne’ voor te behouden voor mousserende wijnen geproduceerd in het Champagnegebied en met druiven uit de streek, groeide het ongenoegen omdat er aan de fraude geen einde kwam. Tot overmaat van ramp trok de Franse regering de bestaande wetgeving in, onder het mom dat het de verdeeldheid onder de Fransen zou aanwakkeren!

In 1911 zagen verpauperde boeren nog maar één reddingsmiddel: in opstand komen. Honderden wijnbouwers stroomden samen en begonnen een opmars naar Aÿ. Waar ze onderweg huizen tegenkwamen van fraudeurs, werden die overvallen en de wijnvaten over de straten uitgegoten. Op den duur keerde de volkswoede zich zelfs tegen onschuldige wijnhandelaars, zoals Ayala in Aÿ. Enkel het befaamde huis Bollinger werd uit respect voor de familie overgeslagen.

Een tweede haard

Het leger, dat ondertussen massaal aanwezig was in het naburige Epernay, kwam tussenbeide en uiteindelijk ging de opstand liggen. Maar het ongenoegen bleef en er broeide nog een tweede haard: de wijnbouwers van de Aube in het zuiden vonden dat zij historisch bij de Champagneregio hoorden en wilden ook erkend worden.

De zwakke regering-Monis kwam met een compromisvoorstel om de naam ‘Champagne’ te reserveren voor het kerngebied en ‘Champagne Deuxième Zône’ in te voeren voor de Aube. Het kon de boel tijdelijk tot bedaren brengen… tot een nieuwe ramp zich zou voltrekken.

Oorlog in de wijngaarden

Op 3 september 1914 viel de stad Reims ten prooi aan het Duitse leger en drie dagen later viel ook Epernay. De Franse troepen, die zich realiseerden dat de Duitsers nu een vrije doorgang hadden naar Parijs, maakten van een korte pauze van de Duitsers gebruik om te hergroeperen.

De start werd ingeluid van één van de afschuwelijkste slachtpartijen uit de geschiedenis van de mensheid: de Eerste Slag bij de Marne, een loopgravenoorlog van nauwelijks een week, waarin naar schatting een half miljoen mensen sneuvelden. Onder hen ook minstens twintig kinderen die pal in de vuurlinie aan het werk waren in de wijngaard. Oorlog of geen oorlog: de oogst moest binnengehaald worden!

Groeven voor grieven

Tijdens de oorlogsjaren vormde de Champagne voortdurend het toneel van zwaar oorlogsgeweld. De vele kelders en groeven onder Reims en Epernay, tot dan toe enkel gebruikt voor opslag van wijnen en voorraden, dienden van langsom meer als slaapplaats, school, hospitaal en kerk.

Maar behalve de fysieke verwoestingen had de oorlog nog een ander verwoestend effect op het leven van de Champenois: overal ter wereld kwamen de grootste afzetmarkten onder druk te staan.

De Russische Revolutie maakte een einde aan 10% van de export. Duitsland, volledig bankroet door de oorlogsschattingen, kocht amper nog een fles. En niet enkel in de Verenigde Staten van Amerika maar ook in de Scandinavische landen kondigde een Drooglegging het einde van de welig tierende champagnehandel aan.

Groeiende thuismarkt

Wereldwijd stortten de prijzen in en werd de vraag naar bijna nul herleid. Het zou tot 1935 duren vooraleer de thuismarkt stilaan weer begon aan te trekken. (Tot op vandaag is de Franse markt trouwens nog altijd de grootste, met ongeveer de helft van de omzet.) Toen braken de jaren van de Tweede Wereldoorlog aan…

Tweede Wereldoorlog

Die Tweede Wereldoorlog was in Champagne helemaal verschillend van zijn voorganger. Om te beginnen werd Reims in WOII snel ingenomen door de Duitse bezetter. Tot beperkte vreugde van de Champenois vertrouwde de Duitse krijgsmacht het beheer van Reims toe aan een wijnbouwer, Herr Klaebisch. “Liever dan aan een pilsdrinkende ellendeling”, zei men in Champagne in koor.

Bovendien slaagden de Champenois erin, de heer Klaebisch en zijn gevolg ertoe aan te zetten een organisatie uit de grond te stampen die tot op vandaag performant en efficiënt blijkt te zijn in het verdedigen van de belangen van de wijnstreek. Het CIVC was geboren, vandaag beter bekend als het Comité Champagne.

Spoedig zouden betere tijden aanbreken. Het jaar waarin de vrede werd getekend, 1945, zou een voorbode zijn: eersteklas vintage, tot op vandaag de dag gezocht.

Peter Doomen