Champagne: aspecten van terroir
Noordelijk geëxposeerde wijngaard 'Rue des Noyers' in Fossoy, vlak na de oogst.“Perhaps the greatest quality characteristic possessed by vines grown in Champagne is the ability to produce ripe grapes with a relatively high degree of acidity” – Tom Stevenson, ‘Champagne’ (1986)
Doorheen de geschiedenis heeft Champagne altijd geworsteld met zijn noordelijke ligging, te noordelijk om stille kwaliteitswijnen te maken. Langzaamaan zouden de Champenois echter van een nood een deugd maken. Na het inspirerende werk van Dom Pérignon en anderen na hem, ontwikkelden ze methodes in de wijngaard en in de wijnkelder die van champagne de hoogst aangeschreven mousserende wijn ter wereld maakten.
Pol Roger, de stichter van het befaamde champagnehuis, vatte het zo samen: “We hebben in Champagne twee voordelen: slecht weer en slechte grond.”
Het mysterie ‘terroir’
“Terroir bestaat uit vijf aspecten“, vertelde een Champenois me ooit. “Je hebt de expositie, de helling, de hoogte, de bovengrond, en de ondergrond.”
We laten dan even de klimatologische verschillen buiten beschouwing tussen het noorden van Champagne boven Reims en de zuidelijke Aube, dat tegen Bourgogne aanschurkt. Het gemiddelde temperatuurverschil tussen die streken bedraagt ongeveer 0,3 °C.
Kalk en water
De ondergrond van de beste champagnewijngaarden bestaat uit kalk. (Over die ondergrond schrijf ik een apart artikel dat later verschijnt.) Samen met de talloze beken en rivieren die het landschap van de Champagne doorsnijden, zorgt de kalkbodem voor een goede waterhuishouding. Dat is essentieel voor een gezonde druivelaar, dus ook voor gezonde druiven.
Op de natuurlijke ondergrond waarop de mens met gewone landbouwtechnieken nauwelijks impact heeft, ligt een toplaag die het resultaat is van natuurlijke processen en menselijk ingrijpen.
Organisch materiaal overheerst er. Dat is maar goed ook, want het leeuwendeel van het wortelstelsel van de druivelaar nestelt zich daar. Voedingsstoffen geraken opgelost in water en worden door de wortels opgeslorpt, zodat ze de plant van organische en minerale stoffen kunnen voorzien.
Mineraliteit, zei u?
Heb je wel eens getwijfeld of die witte kristallen in de pot zonder etiket zout dan wel suiker was? Om dan vast te stellen dat je het verschil niet kunt ruiken? Keukenzout (niet-gejodeerd) en andere mineralen kun je inderdaad niet ruiken. Toch lees je in vele proefnotities dat de wijn een ‘mineralige’ geur of smaak heeft.
Wijnproevers gebruiken de term dan ook eerder om de ongrijpbare geur van een wijn te beschrijven, en niet om te duiden waar die geur vandaan komt. Het is inderdaad een fabeltje dat de specifieke geur van een wijn rechtstreeks uit de bodem afkomstig is (wie meer info wil, verwijs ik graag naar mijn boek ‘Bucketlist voor een wijnkenner’ blz 219 ev).
Het valt evenwel niet te ontkennen dat verschillende wijngaarden erg verschillende wijnen kunnen voortbrengen. Behalve de bodem en (uiteraard) de wijnmaker, spelen ook nog de klimaataspecten mee.
Klimaataspecten van terroir
Het onvertaalbare Franse woord ‘terroir’ wordt wel eens geduid als ‘het geheel van omgevingsfactoren die invloed hebben op de rijping van de druif’. Een belangrijk deel van terroir is dus klimaat. Laten we even negatieve klimaatinvloeden zoals vorst en hagel buiten beschouwing, want daarover gaat een apart artikel. Dan zijn zeker zonlicht en water de primaire factoren.
Wie al eens een bergwandeling heeft gemaakt, kan getuigen dat hoogte en temperatuur met elkaar samenhangen. Honderd meter hoogteverschil kan een gevoelig verschil in temperatuur geven. De beste wijngaarden van Champagne vind je vaak in het midden van de helling: voldoende hoog voor een ideale afwatering, maar niet te hoog zodat de temperatuur gunstig blijft.
Ook de helling speelt daarin een rol. Steilere hellingen zorgen voor relatief meer zoninval op de bladeren, en dus hogere suikerproductie. In een marginaal klimaat zoals dat van Champagne geen detail: rijpe druiven zijn niet gegarandeerd, elke zonnestraal is meegenomen.
Expositie: een verrassing
In koele klimaten worden wijngaarden over het algemeen op het zuiden of zuidoosten aangeplant. Op die manier profiteren de druivelaars van maximale blootstelling aan het karige zonlicht. Zo ook in Champagne: beroemde wijngaarden zoals Clos Le Léon en Clos des Goisses, maar ook het zuidoostelijk gerichte amfitheater van wijndorp Oger springen me voor de geest.
Toch tref je in Champagne ook wijngaarden met andere exposities aan. De pinot noir van de wijndorpen Verzy en Verzenay ontleent zijn bijzondere, stalige karakter net aan die noordexpositie. Zelfs in het uiterste westen, in Fossoy, ligt er een wijngaard ‘Rue des Noyes’ die ondanks of dankzij een noordelijke helling eersteklas wijnen oplevert, al is het dan van de pinot meunier.
De karaktervolle blanc de blancs van het oostelijke deel van de Montagne de Reims zijn dan weer afkomstig van de oostelijk geëxposeerde chardonnays van Villers-Marmery, Trépail en Billy-le-Grand. Die tonen soms nog méér het karakter van de druif dan de onvolprezen chardonnays van de Côte-des-Blancs…
Lappendeken
Champagne is echt een lappendeken. Duizenden perceeltjes, elk met een andere bodem, expositie, helling en aangeplante druiven. Meer en meer beginnen de Champenois zelf die rijkdom te beseffen en te gebruiken. Getuige daarvan de explosie aan monoparcellaire champagnes. Al blijft het een fijne balans tussen speciale cuvées creëren enerzijds, en de best mogelijke Brut Sans Année te produceren anderzijds.