Champagne: de vroege geschiedenis

Typische krijtgroeve, erfenis van de Romeinen.

 

De vroege geschiedenis van Champagne als wijnregio begint in de eerste eeuw, toen Champagne nog behoorde tot een reeks van Keltische koninkrijkjes. De Romeinen brengen er een eerste golf van vernieuwing.

Een tweede belangrijke historische golf is de opkomst van de handelaars in de wijnen van de streek: zij geven de wijn hun originele naam en faam.

Het komt de abdijen toe om er in een derde geschiedkundige golf hun eigen wending aan te geven, die uiteindelijk zou leiden tot de eerste champagne zoals we hem vandaag kennen: een mousserende wijn van hoge kwaliteit.

Eerste golf: de Romeinen

Voor de komst van de Romeinen werd de streek van Champagne beschouwd als ongeschikt voor de wijnbouw. Zo stelde de Griekse geschiedschrijver Dioderus Siculus: “het koude klimaat van het ongecultiveerde noorden maakt de productie van wijn en olijfolie er onmogelijk“.

Desondanks introduceren de Romeinen bij hun verovering van deze streken in de eerste eeuw de wijnbouw. Tegelijk leren ze van de pientere Kelten de kunst van het maken van houten vaten: veel geschikter als opslag- en vervoermiddel voor wijn dan de breekbare amforen…

Een zijsprongetje. De Romeinen waren niet enkel meedogenloze veroveraars en kundige bestuurders. Ze bleken ook bedreven architecten en bouwers te zijn. In Champagne vonden ze hun gading: de bodem bleek vol kalksteen te zitten, een ideaal bouwmateriaal omdat het bij ontginnen nog zacht is en dus gemakkelijk te bewerken, maar na drogen hard en sterk wordt. Dit zou later, in de middeleeuwen, leiden tot een gatenkaas in de Champagnebodem met maar liefst 600 kilometer gangen en talloze ondergrondse paleizen. Vanaf de negentiende eeuw zouden die stilaan gebruikt worden als ideale rijpings- en opslagplaats voor de mousserende champagne.

Maar terug naar de Romeinse tijd. Het edict van keizer Domitianus (90 en 97 nC) verordent het rooien van alle commerciële wijngaarden in Gallië. De reden: overvloed aan wijn, tekort aan tarwe. Het is niet de EU die als eerste de Franse wijnplas trachtte te bestrijden.

De stem van de keizer moet niet veel indruk gemaakt hebben, want bij de intrekking van het edict in 280 nC door keizer Probus, floreert de wijnbouw nog altijd.

In de derde en vierde eeuw nC gaat het Romeinse Rijk stilaan teloor, mede door invallen van stammen uit het oosten, zoals bijvoorbeeld de Franken via Belgica.

Een laatste stuiptrekking is de overwinning te Châlons op de troepen van Atilla de Hun in 451 door een geallieerd leger van Romeinen, Franken en Visigoten. Er sneuvelen die noodlottige septemberdag maar liefst 200.000 soldaten, een voorafspiegeling van de slachtpartijen die zich tijdens de Eerste Wereldoorlog in het gebied zouden voordoen.

Omstreeks 480 nemen de Franken het roer over in Gallië. Clovis heerst vanuit Durocortorum (nu Reims) over een goed deel van het huidige Frankrijk. Hij wordt in 496 gedoopt door de Bisschop van Reims, Saint-Rémy.

Op kerstdag 800 wordt Carolus Magnus door de paus gekroond tot keizer van het Roomse Rijk. Zijn zoon Louis I krijgt in Reims de kroon van de Franse koning: het begin van een lange traditie die de naam en faam van de wijnen ten goede zou komen. Kroning betekent immers feest, en feest staat synoniem met drankverbruik.

Tweede golf: de opkomst van de handelaars

Na een woelige tiende en elfde eeuw ontstaan in de twaalfde eeuw stilaan de jaarlijks terugkerende handelsbeurzen. Champagne blijkt daartoe een uitstekende locatie, gelegen op het kruispunt tussen wegen uit Frankrijk, Duitsland, Italië en de Lage Landen. Wat een vloek is in oorlogstijden, wordt een zegening bij vrede.

Te Champagne zijn er in die periode er vijf jaarbeurzen: tweemaal per jaar in Troyes, en één maal in Bar-sur-Aube, Provins en Lagny. Ook die beurzen jagen de wijnconsumptie de hoogte in.

De reputatie van de wijnen van Champagne zou tijdens het verdere verloop van de middeleeuwen alleen maar toenemen. Al blijft de regio ook niet gespaard van oorlogsgeweld, zoals bij de Honderdjarige Oorlog, waarbij de streek in de handen van de Engelsen onder Edward III viel.

De belabberde Engelse aanpak van de pestepidemie in 1361 verzwakt echter danig hun positie en een nieuwe oorlog brengt Champagne weer in Franse handen.

Bij de kroning van Charles V in Reims in 1364 breken ongeziene festiviteiten los. Op kosten van de Remois doen de koning en de konining, Jeanne de Bourbon, in aanwezigheid van andere koningen zoals Peter van Cyprus, Wenceslas van Bohemen, de hertogen van Brabant, Bourgondië en Anjou en nog een stoet van hoogwaardigheidsbekleders zich te goed aan de lokale wijnen.

Wenceslas van Bohemen, ondertussen van Duitsland, arriveert in 1397 te Reims om met Charles VI te palaveren over het Pauselijke Schisma. Een geschiedschrijver merkt op dat dat een toepasselijk onderwerp is voor een zatlap en een gek. Nog volgens de schrijver was Wenceslas zo dronken van de champagnewijn dat hij zijn handtekening op elk document zette dat men hem voorlegde, en hij weer vertrok zonder te weten wat hij getekend had.

In 1412 verkrijgt de stedelijke overheid van Reims het alleenrecht om courtiers (wijnhandelaars) aan te wijzen, wat een overwinning is op de bisschoppen die dit recht sinds 1300 claimden. Het document herbevestigt bovendien dat de wijnhandel de voornaamste bron van handelsinkomsten voor de stad betekende.

Wanneer in 1453 het einde van de Honderdjarige Oorlog luidt, begint – zeker na kroning van Louis IX in 1461 – een periode van relatieve vrede. Aan het begin van de zestiende eeuw is het gewoonte geworden om lokale wijnen aan te bieden aan bezoekende hoogwaardigheidsbekleders. Daarbij staan de wijnen van Aÿ bekend als “de gewone drank van koningen en prinsen” (Paulmier, De Vino et Pomaceo, 1588).

De relatieve rust, het gestegen imago van de wijnen, de rol van de overheden in het reguleren van de wijnhandel en de goede verbindingen van de streek met consumerende regio’s, legt de basis voor een bloeiende wijnhandel in de zestiende eeuw.

Zo wordt het nog altijd bestaande huis Gosset opgericht in 1531, al zijn er maar bewijzen voor wijnhandel vanaf 1584.

In de laatste decades van de zestiende eeuw breekt de faam van Champagne maar goed door. Uit geschriften blijkt een verdubbeling van de prijs van de wijn op soms maar enkele jaren tijd.

Derde golf: de abdijen

Toch is het niet allemaal rozengeur en maneschijn in Champagne. Eind zestiende eeuw tekent zich gaandeweg een verslechtering van het klimaat af.

Die klimaatverslechtering hield aan tot de zeventiende eeuw. Vreemd genoeg blijkt het de ideale voedingsbodem waarop champagne als mousserende wijn kon floreren.

De abdijen spelen in deze transitie een cruciale rol. Dat zit zo.

Door het noordelijke klimaat is het moeilijk, in vele jaren zelfs onmogelijk, om een rode wijn met voldoende kleur te produceren. Wijnbeschrijvingen uit die periode maken gewag van een wijn met uienschilkleur (pelure d’onion) of ‘patrijzenoog’ (oeuil de perdrix).

Het alternatief is om witte wijn te produceren, van blauwe dan wel witte druiven. Maar door gebrekkige wijnmakerstechnieken krijgt men die witte wijn nooit helemaal helder. Waar een zekere troebelheid in rode wijn niet stoort, en zelfs een idee van kwaliteit kan geven, is de aanblik van een doffe witte wijn met een kleurschijn van oranje of brons dodelijk voor de verkoopbaarheid.

Gaandeweg hadden abdijen in Frankrijk, dus ook in Champagne, een rol opgenomen als eigenaar van wijnbouwgronden (vaak door erfenissen en schenkingen) maar ook als producent van wijn van andere druiven, bijvoorbeeld afkomstig van kerkbelastingen in natura.

In die kloostergemeenschappen heerst er discipline en een sterke nadruk op intellectuele arbeid. Wijn maken is daarbij één van de absolute pinnakels: de job van keldermeester wordt gezien als de hoogste op die van abt na.

Zo wordt in 1658 Pierre Pérignon naar de Abdij van Hautvillers gestuurd om er de rol van keldermeester te vervullen. Een periode van relatieve stilstand op het gebied van wijnmaken zou weldra ten einde komen. Er broeit iets. Het is aan Pérignon en enkele van zijn minder beroemde tijdgenoten om die revolutie in te luiden: het begin van champagne als mousserende wijn met wereldfaam.

Peter Doomen