Zuid-Italië, het nieuwe eldorado van de inheemse druiven

Vele wijnliefhebbers kennen uit Italië vooral de bekende wijngebieden Toscane en Piëmonte. Een hardnekkig vooroordeel blijft “Is dat eigenlijk wel lekker, die wijn uit Zuid-Italië?” Uiteraard worden in Zuid-Italië ook prachtige wijnen gemaakt! Het zuiden van de Italiaanse laars wordt al te vaak – maar gelukkig meer en meer ten onrechte – geassocieerd met zondoorstoofde wijnen die zwaar zijn en frisheid missen.

Oenotria

Niet voor niets noemden de Griekse kolonisten Zuid-Italië “Oenotria” of het land van de wijn. Na Grieken volgden Etrusken, Romeinen, Arabieren en Spanjaarden, die één voor één hun kennis meebrachten maar ook hun specifieke druiven. Zo zou de cannonau uit Sardinië bijvoorbeeld zijn meegebracht door Catalaanse kolonisten.

De temperatuur ligt in Zuid-Italië gemiddeld flink wat hoger dan in de traditionele wijnregio’s.  Warmte en zonlicht zorgen voor suikeropbouw in de vele inheemse druiven die Zuid-Italië rijk is. Maar dat hoeft nog niet te betekenen dat de wijnen “jammy” overkomen. In een ver verleden was dit misschien wel zo. Toen werden Zuid-Italiaanse wijnen gebruikt om hun zwakke noord-Europese broertjes wat meer vulling te geven en het gebrek aan fenolische rijpheid te counteren. Chianti – maar ook Bordeaux! – werd vaak kwalitatief opgekrikt met diep gekleurde en zware alcoholrijke wijnen uit Zuid-Italië. Er werd nogal wat wijn versneden toen…

Na de Tweede Wereldoorlog wou geen kat nog die Italiaanse wijn drinken. Pogingen van overheidswege om de coöperaties te stimuleren, duwden het kwaliteitsniveau alleen maar verder naar beneden. De Zuid-Italiaanse bulkmarkt kende geen enkele motivatie om te streven naar kwaliteit. De opbrengsten per hectare waren zeer groot en de consument bleek lange tijd enkel geïnteresseerd in een lage prijs. Pas toen de Europese consument minder, maar betere wijn besloot te drinken, kwam er een mentaliteitswijziging in de wijnsector. Visionaire oenologen zoals Giacomo Tachis, een tijdlang assistent van de Bordelese leermeester en grote professor Emile Peynaud, keerden langzaam maar zeker het tij.

Inheemse druiven

Vandaag zijn wijnen uit Basilicata, Calabrië, Puglia, Sardinië en zeker ook Sicilië aan een steile opmars bezig. De originele, typische en zeer oude druiven als negroamaro, nero d’avola, aglianico, primitivo en cannonau timmeren aan de weg om ontdekt te worden door de moderne wijnconsument.

 

Aglianico is de blauwe druif uit Basilicata met een intense robijnrode kleur, complex aroma en goed verouderingspotentieel. De beste resultaten vinden we terug op de flanken van de Monte Vulture die zijn naam gaf aan de DOC Aglianico del Vulture. Deze heuvel is een uitgedoofde vulkaan waarvan de krater meer dan een bezoekje waard is.

Calabrië, de teen van de Italiaanse laars, kent als inheemse druif de gaglioppo. De druif doet wat vreemd aan met een heel lichte kleur en zeemzoete mix van rozenwater en aardbeien. Het is nochtans de belangrijkste druif binnen bijna alle DOC’s in de regio. De bekendste is ongetwijfeld DOC Ciro in de lage heuvels in het noordoostelijke deel van Calabrië bij de badplaats Ciro Marina. De oude en mythische “Krimisa”  is de Griekse naam van Ciro dat ooit behoorde tot het oude Griekse rijk en beschouwd wordt als één van de oudste wijngebieden ter wereld. Deze wijn werd geschonken aan de winnende atleten van de antieke Olympische Spelen. Ook tijdens de spelen in Athene in 2004 was Krimisa het officiële geschenk voor alle gouden-medaillewinnaars!

In de hiel van de laars bevindt zich Puglia met Salice Salentino en Leverano als bekende appellaties. De typische druiven zijn er primitivo, negroamaro en malvasia nera. De ligging aan de Adriatische kust trekt veel toeristen aan en zorgt voor wat meer bekendheid bij het brede publiek.

Op Sardinië zouden de Catalaanse kolonisten hun grenache hebben aangeplant die er werd omgedoopt tot cannonau. Daarnaast vinden we er ook moscato, malvasia, vermentino en monica terug.

In het westen van het eiland Sicilië geven de witte druiven grillo, inzolia en catarratto de toon aan. In het oosten vinden we vooral de koninklijke nero d’avola en laat ons vooral ook niet de nerello mascalese op de flanken van de vulkaan Etna vergeten. Deze finesserijke druif met lage kleurintensiteit houdt wat het midden tussen pinot noir en nebbiolo. De vulkaanuitbarsting van vorige week bedekte sommige wijngaarden onder een laagje as. Gelukkig zijn er in deze tijd van het jaar nog geen zachte fragiele plantdeeltjes die schade konden oplopen.

Wouter De Nul